Aeve toes

Goedendag, Bonjour, Guten Tag, Bom dia, Ni Hao, Buongiorno, Buen día, Good day, Salaam, Vitaju, God dag, Strazdvoedje. In 'Aeve thoes' komen mensen aan het woord die al jaren ergens anders op deze aardbol wonen en 'aeve thoes' in Roermond zijn. Ze vertellen over hun leven in den vreemde, over hun werk, hobby's en de cultuur waar ze mee te maken hebben.
Els Mandemakers
Door
Mar-Li Wingens
25 september, 2012

Foto: Gerard Boersen

Els Mandemakers (78) woonde van haar zesde tot haar zestiende jaar in Roermond. tegenwoordig woont ze in Almere en ze heeft in Haarlem, Amsterdam, Valencia, Madrid en Parijs gewoond. Maar ze is Roermond altijd trouw gebleven en bezoekt onze stad enkele malen per jaar. Waarom blijft Roermond haar trekken?

Ik ben geboren in Amsterdam. Mijn vader was Inspecteur der Rijks Belastingen. Toen ik zes jaar was werd mijn vader overgeplaatst naar Roermond. Dat was in 1941. Mijn ouders konden kiezen tussen Terneuzen en Roermond. De keus was gemakkelijk! Mijn moeder wilde niet naar Terneuzen. Wij gingen op Heinsbergerweg 32 wonen. Het was een groot huis met alleen maar een kraantje in de bijkeuken. Er was een wc en boven één wastafel. Het huis was gebouwd voor een gezin met acht kinderen maar ik heb alleen maar een zusje Tonnie, zij is drie jaar ouder dan ik. Mijn moeder liep ’s winters huilend rond en zei: ‘ik ben toch geen stoker?’ Er waren uiteraard alleen kolenkachels. In de keuken stond een groot fornuis, in de kamer stond een Brabantse plattebuiskachel, in de voorkamer een blanke haard en verder nog diverse salamander kachels. In de winter leefden we alleen in de keuken en in de voorkamer. Het was wel een leuk huis met een grote tuin die uitkwam op het kruiswegpark. In het klooster woonde mijn grote vriend, een broeder. 

School

In het begin zat ik op de openbare school waar nu de brandweer is aan de Minderbroederssingel. Het was een klein schooltje dat bevolkt werd door de ‘poetjes’. Kinderen die van andere scholen weggestuurd waren. Het waren schoffies! Ik was het enige nette meisje. Ik heb daar niet lang gezeten. Ik kreeg tbc. Dat was in de tweede klas. Daarna lag ik thuis in bed en kreeg helemaal geen onderwijs. Mijn ouders wilden niet dat ik naar Horn naar het sanatorium ging. Mijn moeder schafte witte jassen aan en verpleegde mij zelf. Ik moest plat in bed blijven liggen en elke dag kwam een non controleren. Dat duurde tot we moesten evacueren naar Friesland. Ik had niets te doen behalve lezen. Tonnie haalde bij de bieb boeken voor haar zelf maar ik las ze allemaal. Ik kreeg geen onderwijs van school en dat terwijl mijn vader bridge speelde bij ons thuis met hoofd der school de heer Achten. Ik heb eigenlijk mezelf veel geleerd door het lezen. Maar rekenen  hoorde daar niet bij. In Leeuwarden ging ik wel naar school. Ik kwam in de klas die bij mijn leeftijd hoorde, de vijfde klas en daar maakte ik kennis met getallen met een komma en breuken. Ik herinner me een proefwerk over de hoofdsteden van Europa. Ik wist er misschien vier. De onderwijzer kreeg in de gaten dat er iets niet klopte met mij. Toen hoefde ik van mijn moeder niet meer naar school!

Evacuatie

Toen wij moesten evacueren naar Friesland,  gingen we lopend naar Brüggen. Mijn moeder, Tonnie en ik. Mijn vader moest gedwongen werken in Duitsland. Ik ben toen opgestaan van mijn ziekbed en er is nooit meer gecontroleerd of ik genezen was. Ik had al die tijd niet meer gelopen en ik kon op een gegeven moment niet meer verder. Ik ben toen met een Rode Kruisauto van de Duitsers naar Brüggen gebracht. Mijn moeder gaf mij zomaar mee aan de soldaten. Onbegrijpelijk. Onderweg werd er geschoten. Gelukkig zagen we elkaar terug in Brüggen. Dat was meer geluk dan wijsheid. 

Mijn vader heeft zich op een gegeven moment uit een trein laten vallen en hij kwam op een dag op ons adres in  Leeuwarden binnenwandelen. Het was een man van een meter negentig en hij woog nog zes en veertig kilo. Ik herkende hem niet. Hij was enkele jaren weg geweest. Mijn vader was heel zwak, ziek (tbc), typhus gehad. Wij woonden in twee kamers in een hotel. Dat was niet ideaal met zo’n zieke man en toen zijn we in een boerderij gaan wonen. Daar  leefde een boer met een huishoudster. Mijn ouders woonden op de boerderij en Tonnie en ik woonden in een arbeidershuisje bij arbeiders. Dat vond ik heel leuk. Een gezin met kinderen. Ik vond mijn vader trouwens niet aardig. Hij was kwaadaardig. Niet verwonderlijk, zo’n zieke man. Later is dat helemaal goed gekomen. Ik werd een echt vaderskind.

Terug

Toen wij uit Friesland terugkwamen en bij ons huis aankwamen in Roermond, zagen we onze vleugel half uit het raam hangen. Men had de vleugel willen stelen maar dat was niet gelukt. De waterleiding was kapot en het water stroomde en stroomde. Alles was nat, alle boeken, alles. Alle ruiten waren kapot, geen deuren meer. In de school zat het Amerikaanse leger met zwarte soldaten. De eerste zwarte mensen die ik zag. Mijn vader heeft toen beslist dat ik naar de protestante school ging. Ik herinner me de psalm iedere morgen en de mooie bijbelverhalen. Tonnie ging toen al naar de HBS. Op mijn school was een lieve mijnheer Bruins en hij gaf mij bijles na school. Ik ben toen wel naar de zogenaamde ‘overgangsklas’ gegaan. Een zevende klas lagere school omdat veel kinderen tijdens de oorlog geen of weinig onderwijs hadden gehad. Daarna ging ik naar de HBS op de Rijks. Dus alles kwam nog goed.

Tiener

Tijdens mijn eerste les op de Rijks kregen we geschiedenis van mijnheer Michels. Hij zei tegen mij: “Ben jij een Mandemakers? Ga jij maar op de laatste bank zitten.” Dus Tonnie was blijkbaar niet zo’n lievertje! Ik was een heel verlegen kind en deed mijn mond niet open. 

Verder herinner ik me de kermis in Roermond  met de Sjimmie. Ook natuurlijk de processie van Kapel in ’t Zand. Ik kwam dagelijks in de kerk en was diep gelovig. Ik had een vriendin Mia Krul, zij deed de plechtige communie. Dat wilde ik ook. Mijn vader zei dat ik dat mocht als ik achttien jaar was...Ellie van den Enden was een dikke vriendin van mij. Wij waren op dezelfde dag jarig. Van haar vader mochten wij niet met elkaar omgaan. Hij vreesde dat het dan niet goed zou gaan op school met Ellie. Lilian werd een goede vriendin en zij is dat nog steeds. Ik kwam daar vaak thuis. Ik kom nog steeds bij de familie en logeer dan altijd bij Lilian. Ik had een vriendje die ’s avonds oubades bracht onder mijn slaapkamerraam, Jules Steegmans. Maar het was niet echt ‘aan’. Verder speelde ik hockey (Concordia) en tennis en we gingen naar de Peel zwemmen en ook in de Maas. 

Haarlem

Mijn vader dacht dat Tonnie en ik beter konden studeren in de Randstad. Wij gingen toen ik 16 jaar was in Haarlem wonen. Tonnie ging uiteindelijk naar de kweekschool. Ik kwam in Haarlem op HBS B terecht terwijl ik echt een alfa ben. Dat was niet fijn. Maar ik had wel ongelofelijk veel vriendjes. Elke zaterdag had ik wel een feestje, een leuke tijd. Na de HBS ben ik Nederlands gaan studeren maar wilde ik naar Engeland. Ik werd daar ‘mothershelp’. Na een half jaar ben ik een spoedopleiding gaan volgen voor de onderwijzersakte. Een idee van mijn vader. Ik vond een baan in Amsterdam, ging op kamers. Dat was leuk. Maar ik had helemaal niet geleerd om les te geven. De kinderen gilden steeds...maar het lesgeven ging steeds beter met hulp van het hoofd der school, een aardige vrouw.

Verliefd, verloofd...

Toen leerde ik Joost de Ruiter kennen, journalist bij De Telegraaf. Wij trouwden, kregen onze eerste zoon Reinout. Maar ik wilde graag reizen. Joost nam ontslag en gingen Engelse les geven op een taleninstituut in Valencia in Spanje. Later verhuisden we naar Madrid en Joost werkte freelance als correspondent. Onze zoon Rogier was inmiddels geboren. Na ongeveer acht jaar gingen we in Parijs wonen. Na anderhalf jaar Parijs was ons huwelijk voorbij en ik ging met de kinderen terug naar Nederland, naar Amstelveen. Ik heb daar les gegeven op de Vrije School tot ik met pensioen ging. Nu woon ik met veel plezier in Almere. Ik heb altijd een hond gehad en het huis van mijn keuze ligt aan de bosrand en aan het water. 

Roermond

Ik leerde Lilian kennen in de eerste klas van de HBS. Toen wij naar Haarlem gingen hebben we wel vijf keer afscheid genomen. Zij bracht mij naar huis en ik bracht haar dan weer naar huis. Het was moeilijk. Vanwege Lilian kom ik dus nog steeds een keer of drie per jaar naar Roermond. We zijn nu al 65 jaar vriendinnen. Dat blijft tot de dood ons scheidt. Zij bezoekt mij ook af en toe in Almere. Ik heb leuke herinneringen aan de tijd in Roermond en het voelt nog steeds een beetje als thuis.

Deel dit artikel

Lees volgende Aeve toes
Roger Jongstra en Wendy Maessen