Beste Fiena,
Mag ik even mijn hart luchten? Gewoon even stilstaan bij een verdriet dat iedereen wel eens meemaakt in zijn leven. Namelijk dat een huisdier dood gaat. Na achttien jaar is het nu tijd voor mijn kat om afscheid te nemen van het leven. Ik neem deze beslissing voor hem en voorkom daarmee een lijdensweg. Dat heb ik me altijd vast voorgenomen en ik hou me aan mijn woord. Het is moeilijk. Mijn verstand zegt ja en mijn hart zegt nee.
Het is een bijzondere kat. Brutaal en voor de duivel niet bang. Ook heel sociaal. Hij zat graag op een stoel aan tafel als er bezoek was, gewoon te doen alsof hij alles begreep.
‘s Avonds gezellig samen op de bank tot het begon te kriebelen en hij stap ging. Ik had hem wel eens graag een cameraatje omgebonden om te kijken wat hij zoal allemaal deed. In ieder geval lag er geregeld een vogeltje of muis op de deurmat. Ik deed dan alsof ik heel blij was en al griezelend ruimde ik het dode diertje op.
Ik werkte op kantoor om de hoek. W. ging vaak mee werken. Dan deed hij alsof kantoor van hem was en zocht een plekje in de zon of bij de verwarming en wachtte tot ik klaar was. Op een dag (ik heb getuigen!) kreeg ik een fax. Toen het apparaat begon te sputteren ging W. het papier er uit trekken. Hij pakte de fax voorzichtig in de bek en legde deze op mijn bureau aan de andere kant van de kamer. Dat is écht gebeurd. W. is dus superintelligent.
Toen hij nog jong was raakte hij verzeild op een heel hoog dak verderop in de straat. Hij was al twee dagen niet thuis gekomen en ik was erg ongerust. Op zondagmorgen belden de overburen dat W. op hun dak zat en er niet meer vanaf durfde. Toen ik daar aankwam was hij in zijn wanhoop van het dak op straat gesprongen. Meteen naar de dierenarts en ja hoor, een poot gebroken. Hij kreeg een stalen pin in de poot en daar is hij dus oud mee geworden. De laatste jaren ging hij niet meer hele nachten op stap, na een half uur was hij al weer terug. Tenminste meestal. Kwam hij niet terug, stond ik wel vijf keer per nacht op om te kijken of hij voor de deur zat. Van mijn kleinkinderen was hij niet erg gecharmeerd, ze konden een venijnige krab krijgen als ze te dichtbij kwamen.
De laatste tijd kan hij zijn ontlasting moeilijk ophouden en deponeert hij zijn hoop in de kamer. Er zit ook bloed bij. Vreselijk. Ik loop dan met spuitbussen die stank ‘inkapselen en laten verdwijnen’. Hij ziet er niet meer uit. Hij wast zich niet meer en de vlokken oude haren vliegen door de lucht. Hij slaapt alleen nog maar. Hij zakt door z’n achterpoten en valt af en toe gewoon om. Dit is geen leuk kattenleven meer.
Vanavond is het zover. W. is niet meer.
Beste M., voor W.
Oos poeske
Hie ligk oos praoper wit-zwart poeske
Dood aan miene wirksjtool,
wo ’t sjpinnend en gezéllig
Stjtillekes in sjlaop vool.
’t Waar ei leef, aanhankelik beeske,
Wo me ins taege sjpraeke mós,
Dan kwaam sie mit zie köpke sjtrieke,
Och, poes en ich, veer kinde ós.
’t Keek zo zaach oet zien grote auge
En goof mich sóms auch eine poot,
Noe sjtaon ich sjtil nao dich te kieke,
Nao dich, oos poeske, bös se dood?
De miens kan dök zo héél sjterk veule
Det ’t bees bie hem beheurt.
Veer zalle döks oos poeske misse;
Waat ligk se sjtil...’t is gebeurd!
Door Pierre Francken, oud-Roermondenaar 1888-1953