Beste Fiena,,
Het was weer te doen in Roermond! Het ene feest volgde op het andere en ik was er natuurlijk bij.
Op de Markt waren concerten, niet alleen afgelopen zaterdag maar ook nog op zondag. Horen en zien verging je maar de jeugd lustte er wel pap van. Zondag was daarbij ook nog koopzondag én op het Munsterplein stond de wekelijkse markt met bloemen en fruit en de rest.
Bevrijdingsdag was een succes. Veel mensen, heel veel mensen kwamen een kijkje nemen op de multiculturele markt in de Jesuitenstraat en Munsterstraat. Niet alleen de mensen achter de kraam maar ook die vóór de kramen waren afkomstig uit verre oorden en soms exotisch gekleed. Dat viel wel op. Het was niet alleen een multicultimarkt maar het leek ook wel een jaren zestig markt. Veel vrouwen met vlechtjes in hun al grijzende haren, veel flodder rokken uit India met spiegeltjes en belletjes. Mannen met lange haren al dan niet bijeen gebonden in staarten en de voeten in sandalen gestoken. Kindertjes met alternatieve batik-look en een rijstkoek in de hand. Ze bestaan nog. Ik werd er een beetje nostalgisch van. Terug naar de tijd van flower power en we dragen weer bloemetjes in ons haar. Het weer was ons ook goed gezind.
Een ding is me wel duidelijk geworden, je kunt de mensheid indelen in soorten. Ja, want we behoren allemaal tot een bepaald soort. Dat kan zijn de groep die is blijven steken in de zestiger jaren, zoals hierboven beschreven. Het kan ook zijn dat je tot de ‘gearriveerden’ behoort. De mensen met een ruim eigen huis en een tweede huis in Frankrijk. Zij gaat wekelijks naar de kapper en gaat op een sjieke manier mee met de mode. De kleding van háár is schoon en keurig gestreken. Geen verkeerd plooitje te zien. De make-up is ook in orde, niet te blauw (oogschaduw) en niet te rood (lippenstift). Hij golft en zij luncht met vriendinnen. Ze zijn niet te overzien, daar zorgen ze wel voor. Weer een andere groep zijn de mensen die zich nergens iets van aantrekken. Hij loopt in korte broek door de stad en zij in een topje dat te klein is. Ze drinken beiden bier en als het even kan gooien ze enkele frikandellen op de barbeque. Liefst samen met de buren.
Ook de groep jongeren zijn overduidelijk aanwezig. Luidruchtig, blote buiken, hevig omstrengeld lopen ze door de straten. Hee, kijk naar ons, hier zijn we, de toekomst ligt nog voor ons!
Verder is er nog de hele grote groep 55 plussers, al dan niet met stok, kruk, rollater of elektrische kar. Voelbaar in de drukte door hun hulpstukken die over voeten rijden en in ruggen prikken.
Op een of andere manier haal je mensen uit de dorpen er uit. Frietje op de vuist, jengelende kinderen aan hun rokken en klagend over het parkeerbeleid in de grote stad.
Dan zijn er nog onze Duitse buren. Waaraan je nu toch ziet dat het Duitsers zijn, kan ik niet goed uitleggen, maar je ziet het al van verre. Ze vinden alles ‘süss’. Hun kinderen praten heel goed Duits en zeggen ‘Sie’ tegen mij, zoals het hoort.
Het soort waartoe ik behoor ben ik niet tegen gekomen. Hoe is dat nu toch mogelijk?
Beste B,
Over hokjesgeest gesproken! U mag kiezen in welk hokje u thuis hoort:1: De Ordies (Ordinairen), 2: De voor een dubbeltje geborenen, 3: De ik wil wel maar ik kan nieten, 4: Ik heb het hoog in de bollen en 5: de omhoog gevallenen.