Mijn club

Postduivenvereniging De Zwaluw
Door
Mar-Li Wingens
24 juni, 2008

Baér Koelen (73) kreeg zijn liefde voor de postduivensport met de paplepel ingegoten. Zijn vader was al fervent lid van de vereniging en Baér houdt nu ook al vanaf zijn zeventiende jaar duiven. Volgend jaar bestaat de vereniging 80 jaar. Heeft de club zijn langste tijd gehad?

Wat houdt deze sport precies in?

“Ik heb twee duivenhokken in de tuin en ook een ren. Ik heb ongeveer 75 duiven. Dat is niet zoveel. Ik kweek mijn duiven zelf. Af en toe schaf ik nieuwe duiven aan om vers bloed te krijgen. Op vrijdag breng ik mijn duiven naar ons clublokaal om in te zetten op diverse vluchten. Dat kan zijn vanaf België tot Barcelona. Vroeger werd nog handmatig geklokt. Als je pech had, liet de duif zich niet meteen vangen en dan was een ander je vóór. Dat klokken gaat nu elektronisch. Duiven krijgen een ringetje met een chip. Als een duif terugkeert op de duivenslag, wordt dat automatisch geregistreerd.”

Hoe kweek je goede duiven?

“Ik speel alleen nog mee op eendaagse vluchten. Niet meer op lange afstanden. Het is veel werk om duiven te trainen. Deze duiven moet je apart houden. Het is heel punctueel werk om duiven te trainen. Je moet ze bijvoorbeeld altijd op precies dezelfde tijd voeren. Als je dat niet doet denkt die duif: ‘ik kom ook maar wat later thuis.’ Als ze dan op reis gaan zijn ze niet gemotiveerd om snel naar huis te komen. Ze weten precies wanneer voedertijd is. Je moet zo’n duif heel goed in de gaten houden. Kijkt een duif al een beetje scheef, moet ze al medicijn krijgen. Je kunt niet ín de kop van een duif kijken...”

Komen duiven altijd terug vroeg of laat?

“Niet altijd. Soms verdwalen ze of krijgen een ongeluk. Soms komen ze na veertien dagen gewond terug. Ik heb ze wel eens terug gekregen dat de borst een open wond was. Als ze wilden drinken liep het water zo weer uit de krop. Dan pak ik zelf naald en draad en naai ze dicht! Dat geneest dan weer prima. Ook als een duif een poot gebroken heeft, spalk ik dat pootje en ik hang ze desnoods in een nylon dameskous totdat het pootje genezen is.”

Wat is er veranderd in de loop van de tijd?

“Mijn vader hield duiven en ik groeide daar vanzelf in. Als ‘klein menke’ mocht ik met mijn vader mee en later ging ik als vanzelf ook duiven houden. Tegenwoordig worden jongeren niet meer warm van de duivensport. We hebben geen enkel jong lid en dat is jammer. Het is een geweldige sport en ik ben er nooit mee opgehouden. Ik heb twee dochters en een zoon. Maar ze geven niets om duiven. Ook mijn kleinkinderen geven er niets om. Ik heb geprobeerd om ze te motiveren en hun duiven laten vasthouden. Het heeft niet gewerkt! De vereniging heeft op dit moment 24 spelende leden. Ooit waren er vijf postduivenverenigingen in Roermond, nu nog twee. Vroeger was het ook gezelliger als je ging klokken. Vooral als je een vroege duif had, dan gaf je een rondje. Dat is er nu allemaal niet meer bij. Op vandaag gaat iedereen meteen naar huis. Wij komen van oudsher bij elkaar bij café Schlicher. Er wordt ook nog weinig gepould dus er is ook weinig te winnen.”

U kweekt ook zelf?

“Ik heb kweekhokjes waar ik de duiven bij elkaar zet. Na ongeveer 10 dagen leggen ze eieren. Na een dag of 16 komen de eieren uit. Drie en een halve week later zijn ze volwassen. Mooi om te zien. Kom niet aan de jongen want de ouders pikken je in je hand. Er zijn duiven die vliegen je aan als je aan hun jongen komt. Ze denken: “Waat mós doe?’ Er zijn ook duiven die elkaar niet uit kunnen staan, net als bij mensen. Ze hebben steeds ruzie en bijten en vechten. Dan moet ik er echt tussen komen. Dat zijn duiven met karakter. Duiven zonder karakter zijn van die slaapmutsen. Die hoef je ook niet op een vlucht te zetten ze komen toch niet op tijd terug. Zij denken: “Ik vind het wel goed, je ziet me wel een keer thuiskomen.”

Hebt u wel eens een favoriete duif?

“Ja zeker en niet alleen omdat ze snel vliegt. Ik heb nu een duif die meteen op mijn schouder komt zitten als ik het hok binnenkom. Sommige duiven kennen je goed, dat zijn aparte duiven. Ik praat met zo’n duif: ‘En maedje, waat mosse?”

Deel dit artikel

Lees volgende Mijn club
Didgeridoo
Lees volgende artikel
Balletdocente