Mijn neefje Bart heeft een verschrikkelijke ziekte gekregen. Gillaine Barre, waardoor hij een totale verlamming krijgt. Hij ligt op de I.C en het gaat heel erg slecht met hem. Drie weken lag hij al op de I.C. Zijn spieren waren zo slap als een verwelkt plantje.
Het was hoogzomer en in die hitte lag hij onder een klein handdoekje. Alleen het zoemen van de hart/longmachine was te horen. Op een dag zagen we weer beweging van zijn oog en kregen we weer wat contact met hem. We waren dolblij en we vertelden hem wat er gebeurd was. Hij zette een groot oog op van verbazing. Langzaam kreeg hij weer beweging in zijn armen, buik en benen.
Op de jaarlijkse Sjommelmert in Roermond troffen zich toevallig een aantal familieleden, toen Arjan met de verlossende woorden kwam: ‘Hij is wakker, hij heeft gesproken.’ Iedereen was buiten zinnen. ‘Wat zei hij?’ vroeg ik blij. ‘Hij was zo hees alsof hij 14 dagen carnaval had gevierd, en hij zei zoiets van: ”Sjietevottekeutel’, vertelde Arjan.
Natuurlijk zat ik de volgende dag bij Bart, en hij vond dat wij maar overdreven reageerden. ‘Hoe lang denk je dat je hier ligt?’, vroeg ik hem. ‘Een week of zo, antwoordde hij met een grafstem. ‘Neen, Bart, je ligt hier al vijf weken.’ Hij wist zich niets te herinneren, onze gesprekken, bezoekjes, helemaal niets.
Twee dagen daarna zouden Bear en ik op vakantie naar Frankrijk gaan, zonder Klaartje en Arjan. Het was fijn te weten dat het goed met Bart was. Na een paar dagen kregen we een bericht van Sander dat er zich een bacterie verspreid had op de afdeling waar Bart lag. Iedereen moest in quarantaine en Klaartje en Arjan moesten in die hitte een schort, muts, handschoenen en een monddoekje dragen. De eerste keer ging Klaartje van haar stokje. In de Telegraaf lazen we dat er al vijf van de elf patiënten waren overleden, waarschijnlijk aan die bacterie. Ik vreesde met grote vreze.
Ik was weer helemaal depressief en ging vaak wandelen om een potje te huilen. De vakantie was voor onze kinderen geweldig, maar ik kon niet wachten om naar huis te gaan. Eindelijk, na een lange reis kwamen we thuis. De volgende dag ging ik direct naar het ziekenhuis. Ik werd meteen in de beschermende kleding gehesen en ik ging naar Bart, die opgewekt op bed zat te ginnegappen. Hij had het overleefd, hij had een flinke engelbewaarder op zijn schouder gehad. Nog drie maanden moest hij revalideren in Sittard en lichamelijk ging het goed vooruit.
Helaas is zijn geheugen niet meer wat het geweest is, en daardoor heeft hij al drie studies moeten afbreken. Ook heeft hij er epilepsie aan overgehouden, maar daaraan is hij vorig jaar geopereerd en het gaat nu heel goed met hem. Nog steeds schieten de tranen in mijn ogen als ik hier aan terugdenk. Wat bestaan er toch rare ziektes en hoe kwetsbaar kan een leven zijn.