Beste Fiena,
Bij ons thuis heerste een ‘eetcultuur’. Dat zie ik nu in de volgende generaties terug. Mijn kleinkinderen koken iedere week samen met hun vader. Hij kan heel goed koken en mijn dochter laat zich dat graag aanleunen. Zij kookt niet maar weet wel wat lekker is en het beste is nog niet goed genoeg.
Ik kook ook graag maar geen ingewikkelde recepten. Ik roer het liefste in grote potten en pannen met eenvoudige doch voedzame maaltijden voor grote gezelschappen. Mijn familie en vrienden eten er goed van. Soms wel drie borden vol. Dat doet me deugd.
Mijn vader kon zich verkneukelen als er bijvoorbeeld erwtensoep of hersens op het menu stonden. Maar zijn vrouw, mijn moeder, mocht de soep niet maken want volgens hem had ze daar geen verstand van. Nee, hij maakte de erwtensoep zelf. Met veel misbaar en drama. Mijn moeder was daar uiteraard niet blij mee want de keuken stond op z’n kop. Hij maakte dus bij voorkeur erwtensoep als mijn moeder een paar dagen naar een vriendin was vertrokken. Hij nodigde dan ’s avonds enkele vrienden uit om van zijn sublieme soep te komen genieten. Soms kwam hij thuis met hersens. Deze werden op de keldertrap bewaard omdat een koelkast niet voorhanden was. Alleen ik, als klein kind at samen met mijn vader daarvan. Ik wist niet wat ik at! Soms aten we mosselen. Een feest was dat. Ik vond het heel gewoon om zo’n lelijk beest te eten. Ik ben er nog steeds gek op.
Mijn vader hield ook van nagerechten zoals zelfgemaakte pudding van dr. Oetker. Chocolade flan of vanille. Deze stond altijd af te koelen op de vensterbank van de keuken aan de buitenkant. Het vel was het lekkerste... Mijn moeder maakte deze pudding op zondag en mijn vader wilde er altijd een emmer vol van. Hij had een brandende wens, er moest echte grenadine over de vanille pudding. Deze was maar op een plek te koop, in de voorstad bij een kleine kruidenier.
Mijn moeder kon ook goed koken. Ze maakte 60 jaar geleden al pasta. Zij noemde het macaroni met kaas. Zoiets kregen mijn vriendinnen thuis niet voorgeschoteld en ze kwamen dus graag een vorkje mee prikken. Zij maakte ook van bijna alle soorten groente een salade. Heerlijk en dat doe ik ook.
Mijn oom en de kinderen, mijn neven en nichten, hadden een voorliefde voor zuur. Zij hadden een hele grote pot piccalilly in huis. Bij alle maaltijden haalde hij de pot tevoorschijn en alle leden van het gezin letten goed op dat iedereen evenveel kreeg. Mijn oom schaamde zich meer dan een halve eeuw geleden niet om een soort van huisman te zijn. Hij deed de boodschappen, ging met de kinderen naar de huisarts en maakte iedere dag cacao voor de kinderen voor ze naar school gingen. Ze doopten daarin het brood van de vorige dag. Als de kinderen naar school waren, bracht hij kakelverse broodjes naar zijn vrouw. Broodjes die hij een voor een uitzocht terwijl ze nog op de bakplaat van de bakker lagen. Betere broodjes bestonden op de hele wereld niet. Heden ten dage nog steeds niet, ze zijn nu alleen nog een mooie herinnering.
Ik merk nu dat deze eetcultuur bij andere mensen niet speelt. Zij hebben niet geleerd om ultiem te genieten van bepaalde hemelse spijzen. Ik krijg geregeld te horen: ‘ik eet alles, er is niets dat ik niet lust. Dat heb ik thuis geleerd.’ Of ‘alles komt toch samen in je maag’ of ‘het hoort om je bord leeg te eten.’ Voor deze mensen kook ik niet graag. Het maakt ze niet uit wat er op hun bord ligt. Ze hebben het genieten tijdens hun ‘opvoeding’ verleerd.
Beste P,
Alle ouders maken fouten...