Beste Fiena,
In mijn familie heerst een eetcultuur. Wij genieten uitzonderlijk van onze maaltijden. De meeste leden van onze uitgebreide familie heeft zo z’n voorkeuren. Ze kunnen daar heel smakelijk over vertellen. Ze genieten van het zich voor de geest halen hoe hun lievelingseten er uit ziet, ruikt en hoe het voelt in de mond. Welke structuur het heeft en welke gevolgen voor maag en darmen. Lievelingsspijzen worden niet zomaar verorberd, ze hebben een aanlooptijd nodig. Een tijd van overleg hoe een en ander aan te pakken. Een tijd van voorpret. Sommige gerechten eet je alleen maar bij speciale gelegenheden. De rest van het jaar leeft dit voedsel alleen in de herinnering. Mijn vader verheugde zich op zelfgekookte pudding met vel en daarover heen échte grenadine. Daar wilde hij dan meteen een emmer van hebben. Ook de gebakken hersenen werden met veel bombarie opgediend door mijn vader. Eerst stonden ze enkele dagen op de keldertrap. Daarna maakte mijn vader ze eigenhandig klaar. Niemand van de familie wilde ze eten behalve ik. Ik was de jongste en had geen idee wát ik precies zat te eten. Ik zag mijn vader genieten en genoot gewoon mee. Erwtensoep was ook zo’n punt bij ons thuis. Mijn vader vond dat mijn moeder dat absoluut niet kon maken. Hij wilde dat met alle geweld doen. Mijn moeder vond dat niet goed omdat de keuken in een slachtveld veranderde. Maar mam verliet af en toe het zinkend schip om nieuwe krachten op te doen tijdens een weekje vakantie bij een vriendin in Utrecht. Op dat moment zag mijn vader zijn kans waar. Hij maakte erwtensoep zoals het hoorde en nodigde vrienden en familie uit op het eten. De complimenten waren niet van de lucht. Ik zat erbij en vroeg me in angstige spanning af wat mijn moeder bij terugkomst zou zeggen van de aangekoekte pannen en een met vet bespikkelde vloer en fornuis.
Een oom was de baas over de enorme pot piccalilly in het gezin. Er waren vier kinderen en allemaal verzot op piccalilly. Mijn oom bewaakte de pot met zijn leven en sloot hem veilig weg in de brandkast van de zaak. Daar was plek genoeg! Op vrijdag (zelfgemaakte fritesdag) kwam de pot piccalilly feestelijk op tafel. Met argusogen werd gekeken dat de één niet wat meer kreeg dan de ander.
Mijn broer at geen aardappelen behalve frites. Mijn moeder hield daar rekening mee en maakte iedere dag macaroni, spaghetti, bami of rijst voor hem apart. Later hield ik zelf ook altijd rekening met wat man en kinderen lustten. Ik kookte gerust drie verschillende potjes. Als mijn familie het maar lekker vond. En dat vonden ze.
Ik zie bij vrienden en vriendinnen dat ze niets om eten geven. Het maakt ze niet uit wat ze voorgeschoteld krijgen. Ze eten net zo lief droog brood. Je maakt ze niet blij met een engeltje dat op hun tong pist. Ze hebben dat engeltje nog nooit ontmoet! Kan dit ultieme genieten aangeleerd worden?
Beste A,
Doe geen moeite, dat zouden parels voor de zwijnen zijn.