Lieve Fiena,
De verbouwingen zijn achter de rug. Eindelijk. Er is na jaren en jaren van puinruimen, afbraak, troep en stofoverlast een einde gekomen aan ons tienjarenplan. Wij kochten in onze jeugdige overmoed een huis op leeftijd. In dat huis van anderhalve eeuw oud was geen muur recht en geen vloer niet scheef. Er was geen badkamer en de keuken bestond uit een oud, veel te laag, aanrecht en een klein keukengeisertje. Maandenlang had ik geen badkamer met twee kleine kinderen. Iedere avond ging het hele gezin naar oma onder de douche.
Maar alles went.
Het was niet mogelijk om eerst te verbouwen en daarna te verhuizen. Daar hadden we geen geld voor. Alles moest voor en na gebeuren. Als het geld op was lag de bouw stil. Het huis zorgde voor vele verrassingen. Zoals een elektrische bedrading die onverhoopt vernieuwd moest worden. Muren die bestonden uit een soort peperkoek. Balken die verrot waren. Er moesten kamers op zolder gecreëerd worden. Alle stenen en cement moesten drie hoog naar boven. Daarna werd de trap vernieuwd omdat alle treden verschillend van hoogte waren. Ga zo maar door. Onderwijl hadden we bijvoorbeeld geen afvoer in de keuken. We moesten met emmers en teiltjes werken.
Maar alles went.
De bouwvakkers wóónden zowat bij ons. Soms ook letterlijk. Omdat stukadoors dun gezaaid waren lieten we er een komen uit Polen. Hij moest wel bij ons wonen. Je had er geen last van. Die jongen werkte 12 uur per dag. ’s Avonds was hij doodmoe en had niks meer te missen. Behalve de dag dat hij naar Polen terugging. Toen bezochten zijn vrienden hem. Zij hadden meerdere flessen Wodka bij zich die soldaat werden gemaakt. Daarbij zongen zij melancholieke liederen tot de zon weer opkwam.
Onze ideeën werden steeds aangepast. Alles was mogelijk. De huiskamer werd toch maar keuken en de keuken werd badkamer en dus moest er een keuken aangebouwd worden. Daarbij was een serre toch wel erg leuk. Urenlang maakten we plannen en tekenden er lustig op los. Vrienden en kennissen hadden met ons te doen. Wat een rotzooi. Ik zag dat helemaal niet zo. Daar moest je doorheen kijken, vond ik. Maar anderen keken mij medelijdend aan. Ik zag in hun ogen dat ze er geen brood in zagen. Dat maakte mij kwaad. Wacht maar, als het af was.
Sloten koffie en zeeën bier ging er door dorstige kelen. Alle bouwvakkers en vrienden die kwamen helpen moesten verzorgd worden. Grote pannen met eten voor de harde werkers werden in de primitieve keuken bereid.
Met Vasteloavend hadden we geen achtergevel meer in het huis. Die was gesloopt voor de serre. Een stevig stuk plastic bracht uitkomst. We vierden carnaval met vele gasten in februari zónder achtergevel.
Maar alles went.
Maar er waren ook vele lichtpuntjes. Steeds als er iets af was, waren we in de zevende hemel. Dat kwam natuurlijk ook vaak voor. Je bent al blij met een mooi geschilderde deur of dat alle puin (even) weg is.
Maar nu, Fiena, nu is alles klaar. Ik ben niet blij. Dat was het dan. Geen leuke plannen meer bedenken, niet meer dromen over welke kleur de keuken moet worden. Geen meningsverschillen meer over waar welke vloer moet komen. Nu zit ik in mijn kant en klare huis. Ik vind er niets aan. Zal ik daar ooit aan wennen?
Beste L. Tja, de weg ergens heen is vaak mooier dan het doel. Dat ervaar jij nu. Maar het kan raar lopen in het leven. Nu denk je misschien dat je klaar bent. Wie weet woon je volgend jaar in Frankrijk of Timboektoe? Alles is mogelijk, Misschien moet je even wennen aan dat idee?
Sterkte, Fiena