Ieder zijn vak

Magician
Door
Mar-Li Wingens
8 januari, 2008

Leonard is zijn artiestennaam. Hij is bezeten van goochelen, illusies. Hij treedt geregeld op en heeft daar veel plezier in. Zijn uiterlijk heeft hij ook nog mee. Hij ziet er magisch uit met zijn donkere lange haar, zwarte hoed en lange zwarte jas. Je zult hem nooit treffen zonder een spel kaarten op zak.

Ben je altijd al geïnteresseerd geweest in goochelen?

Leonard: “Ik heb het altijd leuk gevonden om te zien. Ik doe het pas sinds een paar jaar zelf. Ik heb tijdens een show van Hans Klok een fan ontmoet. Hij lichtte een tipje van de sluier over de trucs. Hij vertelde heel gepassioneerd over het vak. Dat maakte iets in mij los. Ik was toen 23 jaar. Ik ga zoveel mogelijk naar shows van Hans Klok, ook in Las Vegas. Ik ben al heel lang fan van hem.”

Wat maakte Hans Klok in jou los?

“Ik wilde het ook gaan proberen. Ik heb goochelkaarten en een DVD gekocht en boeken over goocheltrucs. Daarbij komt ook dat ik niet kan stil zitten. Ik was altijd met mijn handen in de weer. Nu ben ik gericht bezig met oefenen.”

Hoe kom je aan trucs?

“Die staan in boeken en DVD’s beschreven. Je kunt ze natuurlijk ook zelf verzinnen. Er zijn ook echt geheime trucs die niet te koop zijn. Het is een apart vak om trucs te ontwikkelen en ze te verkopen. Sommige trucs zijn heel erg duur en je koopt dan ook meteen het recht om ze te vertonen.”

Wat is het verschil tussen een goochelaar en een illusionist?

Leonard: “Je begint altijd als goochelaar. Later maak je de keuze om illusionist te worden. Dat is eigenlijk goochelen in het groot met grote apparaten, een show en muziek. licht en vaak met andere artiesten er bij. Een goochelaar speelt voor één tafel of een kleine zaal. Je moet vingervlug zijn maar ook mentaal mensen op het verkeerde been kunnen zetten. Ik doe veel manipulatie, daarbij gebruik ik geen hulpmiddelen bij, alleen de kaarten of de munten waar ik mee goochel. Ik vind het belangrijk dat ik iets kán. Ik wil trots zijn op wat ik doe.”

Wat maakt dit beroep zo leuk?

“Er komt heel veel bij kijken. Je moet ook acteur zijn. Je speelt iemand die kan toveren. Je kunt er zomaar mee beginnen. Een spel kaarten is al genoeg. De mogelijkheden met kaarten zijn al eindeloos. Je kunt ze laten ‘springen’ of ‘verdwijnen’, ‘uit de lucht halen’, laten ‘waaieren’. Er bestaat geen opleiding, je kunt het alleen leren door middel van zelfstudie. Mijn grote droom is om illusionist te worden, zoals Hans Klok. Je moet een droom hebben!”

Waar treed je op?

“Ik treed op als ‘tafelgoochelaar’ bij feesten en partijen. Tweede kerstdag had ik een optreden bij een diner voor bejaarden en eenzame mensen. Daar heb ik bij alle tafels mijn trucs laten zien. Dat duurde vier en een half uur! Ik was niet zenuwachtig omdat ik de trucs goed in de vingers heb. Als ik een nieuwe truc voor het eerst doe, ben ik wel heel zenuwachtig. Na een paar optredens is dat over.Veel mensen denken dat het alleen iets voor kinderen is, niets is minder waar. Ik ben zelf meer op volwassenen gericht. Ik treed wel op kinderfeestjes op maar bijvoorbeeld een bruiloft , jubileum of bedrijfsfeest ligt mij heel goed. Dat is eigenlijk mijn ding. Je moet je magie op een hele andere manier brengen dan voor kinderen. Als ik bijvoorbeeld vier azen tevoorschijn tover, zien volwassenen dat. ‘Hé, vier azen.’ Kinderen zien alleen dat het vier kaarten zijn. Dat zegt ze verder niks.”

Hoe doet de beroemde straatgoochelaar David Blaine dat met die kaart door een ruit gooien?

Leonard: “Heel goed........”.

Deel dit artikel

Lees volgende Ieder zijn vak
Zangpedagoge