Wij zijn broers. Hoeraaaaaa... Vanmorgen hebben papa en mama aan ons verteld dat mama een baby’tje krijgt. Ik vind het heel leuk. Ik denk dat ik het liefste een broertje krijg. Dit geheim gaan we straks aan de hele familie vertellen. Nu weten alleen wij viertjes het nog.

Fer: Ik wil ook een broertje!

Gé: We hebben nog geen kamertje voor het nieuwe baby’tje. Ik denk dat papa en opa dat samen gaan maken. Ik ga wel mee helpen met de baby verzorgen maar niet de luier verschonen.

Fer: Ik ook niet.

Gé: Als de baby huilt moet hij het speentje in de mond.

Fer: Ik geef mijn speentje van vroeger aan de baby.

Gé: Wij spelen veel samen. Het liefste met Lego en Playmobiel. Soms maken we ruzie.

Fer: We spelen soms ‘schooltje’.

Gé: Fer en ik zitten op de Hubertusschool maar we zitten niet bij elkaar in de klas. Ik zit bij juf Suzanne. Ze is lief en soms streng. We hebben 30 kinderen in de klas. Mijn beste vrienden heten Stan en Lukas. Soms spelen we bij ons en soms ga ik daar spelen. Ik kijk graag naar de wereldbol. We zijn wel eens naar Italië en Frankrijk op vakantie geweest. Dan gaan we met de auto en de vouwwagen naar een camping. Meestal zijn er ook Nederlandse kinderen.

Fer: Ik heb wel eens met Duitse kinderen gespeeld. We gingen voetballen. Dat ging goed.

Ik zit bij juffrouw Petra in de klas en ik speel graag in de poppenhoek. Daar speel ik dan samen met een ander kind. Ik ben dan het hondje. Papa of mama brengen ons naar school en komen ons ook weer halen. Op maandag doet papa dat, dat is papa-dag. Soms heeft papa het druk en kan hij niet met ons spelen.

Gé: Papa en mama koken meestal samen. Ik hou niet van spruitjes. Het lekkerste vind ik frietjes.

Fer: Ik ook! Dat hebben we gisteren nog gegeten bij opa en oma. We zijn toen ook gaan zwemmen.

Gé: We gaan elke donderdag naar opa en oma. Zij passen dan op ons. Daar mogen we ook buiten spelen maar we hebben daar geen vriendjes. Er wonen niet veel kinderen in de buurt.

Fer: De baby wordt in augustus geboren, het is een zomerbaby.