Bertha Dirkx (75) is af en toe een beetje jaloers. Enkele weken geleden was er bijvoorbeeld een grote actie op tv voor kinderen met aids. Alles werd in deze spetterende show uit de kast gehaald. Grote sterren waren aanwezig, vele hoog geplaatsten zetten zich in. Een mooie presentatrice kon het allemaal zo prachtig verwoorden. De opbrengst was dan ook enorm. Natuurlijk is Bertha daar blij mee maar ze zou een klein deel van deze opbrengst ook gunnen aan ‘haar’ gehandicapte kinderen in Burundi.
Waarom juist aan deze gehandicapte kinderen in Burundi?
“Met negentien jaar ben ik ingetreden in het klooster van de zusters van het Kostbaar Bloed in Koningbosch. Met 25 jaar ben ik naar Burundi uitgezonden. Daar ben ik 20 jaar gebleven. Van 1957 tot 1977. Door allerlei omstandigheden ben terug gekomen. Maar ik kon niet meer wennen in het klooster en ben uitgetreden. In 1990 ben ik voor het eerst weer naar Burundi terug gegaan. Vanaf toen ga ik dankzij een weldoener (hij betaalt de reis) ieder jaar drie maanden daar naar toe om te helpen. In 1996 heeft een inlandse orde de missiepost overgenomen. Om mee te helpen om alles in goede banen te leiden, ben ik toen anderhalf jaar gebleven.”
Hoe ging het verder?
“In 1993 brak een burgeroorlog uit tussen de Huti’s en de Tutsi’s. Dat was niet alleen in Rwanda maar ook in Burundi. Deze landen grenzen aan elkaar. Toen heeft men vanuit Burundi mijn hulp ingeroepen. Het was daar bar en boos. De mensen kwamen op ons terrein voor hulp, je kon ze niet in de steek laten. Ik heb daar veel leed gezien, veel doden en gewonden.”
Wat is daar gerealiseerd sinds 1957?
“Nu is er een groot centrum voor 150 gehandicapte kinderen die intern verblijven. De verschillende gebouwen zijn helemaal door de mensen daar gebouwd. Prachtig. De kleinste kinderen zijn rond de twee jaar. Er zijn ook aidskinderen bij en kinderen van ouders die aids hebben. De kinderen gaan zo mogelijk naar een gewone school. Kinderen die dat vanwege hun handicap niet kunnen, daar hebben we een timmermanswerkplaats voor op het terrein en een boerderij. Men is bezig om een schoenmakerij op te zetten en een naaiatelier. Het streven is dat het centrum zich in de toekomst zelf gaat bedruipen.”
Wat is er in de loop van de jaren veranderd?
“In 1957 woonden de mensen nog allemaal in hutjes, die zie je nu praktisch niet meer. Er was toen geen leerplicht, dus de kinderen gingen niet of nauwelijks naar school. Ik ben altijd verantwoordelijk geweest voor het consultatiebureau. Er werden veel ondervoede kinderen bij ons gebracht. Ik gaf voorlichting over voeding en over hygiëne. De moeders hadden daar helemaal geen kennis over. Verder was er een verpleegkundige die een polikliniek runde.”
Wat is er op dit moment heel erg nodig?
“Er is 11.500 euro nodig en ik heb nu 2950 euro bij elkaar. In het centrum wonen namelijk ongeveer dertig kinderen die niet kunnen lopen en niet naar school kunnen. Ze zitten daar de hele dag te zitten. Niets te doen, geen speelgoed. Helemaal niets. Zo worden ze dus ook niet gestimuleerd om iets te leren of om zich te bewegen. De meisjes die voor ze zorgen komen uit de busch en hebben helemaal geen opleiding. Het enige wat zij met de kinderen doen is kerkliederen zingen. Erg mooi misschien maar daar word je als kind niet blij van. In hun taal bestaan geen kinderboekjes met kinderliedjes. Ik vind dat er speelgoed en speeltoestellen moeten komen zodat de kinderen tenminste kunnen spelen. Dat is een recht van alle kinderen. Als ik zie wat de kinderen hier allemaal hebben.... Deze kinderen zijn niet geholpen met oud speelgoed van de kinderen hier. Het opsturen is veel te kostbaar. We hebben het één keer gedaan omdat er toch een container daar naar toe ging. Als je gezien had wat dat speelgoed deed met de kinderen! Ze kwamen van de plek, ze klommen op de fietsjes en de karretjes, ze spéélden echt. Als je dat gezien had! We hebben er een feestdag van gemaakt met ballonnen en slingers en een broodje bij de maaltijd. Nou, dat was echt feest. Zo ontroerend mooi...”