Moon

Graag wil ik jullie lezers, deelgenoot maken van de hoogte- en dieptepunten uit mijn leven. Ik ben Moon, 57 jaar en ik ben al 12 jaar getrouwd met Bear. Ik ben een Roermonds 'maedje', geboren en getogen, maar woon nu in een dorp in midden Limburg. Ik ben de 'boze stiefmoeder' van een jongen van 23 en een meisje van 19 jaar.
Het sterfbed van mijn vader
Door
Moon
11 januari, 2014

Mijn vader werd negentig jaar in juni en in augustus zouden ze zestig jaar getrouwd zijn, mijn ouders. Liefkozend Funnie en Sjannie door ons, kinderen, genoemd. Vader had tien jaar daarvoor gordelroos gekregen en daarna de slopende ziekte Parkinson. Ik zag hem veranderen van een actieve, forse en humoristische man in een zwakke, kwijlende, uitdrukkingsloze man in een rolstoel. Hoe vaak verzuchte ik: ‘Dat het maar gauw afgelopen mag zijn’. Zo’n aftakeling gun je niemand, laat staan je lieve vader. 

Nog net haalde hij het zestigjarige huwelijksfeest. De burgemeester kwam langs met zijn aardige vrouw en hij kreeg nog wat mee van de feestelijkheden. Tegen mijn oudste zusje zei hij: ‘Ik ben er nu wel klaar voor...’. De volgende dag kreeg hij longontsteking. Hij lag beneden in de kamer op zijn bed te rochelen en te piepen. Dit duurde drie dagen. Je hoorde het vocht in de longen toenemen en ik besloot op vrijdagmorgen nog eens langs te gaan, gelukkig ging Bear mee.

Het was niet om aan te horen. Mijn zus belde uit Dordrecht en ik liet haar de ademhaling horen via de telefoon. ’Ik kom eraan’, zei ze. Ik hoopte dat ze nog op tijd zou zijn. Mijn broer Tom kwam ook een kijkje nemen. We zaten samen te wachten op de dokter die ook nog zou langskomen. Mijn moeder zat naast het bed, hield vaders hand vast en begon met een bibberstemmetje te zingen voor hem. We schoten even in de lach, maar raakten even later ontroerd door dit intieme moment.

Ik drong erop aan dat moeder iets zou eten en zij ging naar de keuken. Ik ging bij vader zitten en hij schrok wakker en keek paniekerig rond. ‘Sjannie is even in de keuken, Funnie, rustig maar’. Ik streelde hem over zijn haren. ‘Funnie, je was een superleuke vader, bedankt voor alles’, fluisterde ik. ‘Maar ga maar naar boven, laat ons maar los, we redden het wel’. Zo praatte ik op hem in, tegen zijn gesloten ogen. Sjannie kwam er met een boterham bij zitten. Bear moest helaas gaan en ik nam afscheid van hem. 

De dokter kwam binnen. Tom en ik namen hem even apart en vroegen alleen pijn verlichtende medicatie toe te dienen. Hij knikte begrijpend. Hij zag en hoorde de patiënt en zei: ‘Dat duurt niet lang meer’. Hij diende een injectie met morfine toe, en met z’n vieren zaten we rond het bed zachtjes te praten en te luisteren naar zijn ademhaling. We belde enkele broers en zusjes op om de toestand uit te leggen en iedereen beloofde zo snel mogelijk te komen. Ook de pastoor werd gebeld voor de laatste sacramenten.

Na een half uurtje werd de ademhaling zwakker en zwakker. Tot het moment... geen uitademing meer. ‘Volgens mij is hij weg’, zei ik. ‘Voel eens een zijn borst’. Inderdaad, geen beweging, geen hartslag. ‘Het is gedaan’, zei Sjannie. ‘Moeten we zijn gebit niet indoen voor het niet meer gaat?’ vroeg ik praktisch. ‘Ja, dat moeten we maar doen’. We duwden de tanden in zijn mond. De dokter vulde de papieren in, uur van overlijden: half vier. Ik was blij, heel erg blij. Ik vond het sterfproces eigenlijk net zo wonderlijk als een geboorte. ‘Hè’, zei Tom, ‘Fijn dat ik die ouwe van mij uitgeleide heb mogen doen’.

Druppelsgewijs kwamen mijn broers en zussen binnen. Margo was heel verdrietig dat ze te laat was. Gelukkig had ze bij haar laatste bezoek heel nadrukkelijk afscheid van hem genomen. Gerry, daarin tegen, was alleen maar opgelucht. Het was opeens een drukte van jewelste. Ook de pastoor kwam binnen en ik begeleidde hem naar het bed. Hij schrok: ‘Hij is al overleden’, dat had nog niemand hem verteld.

Alsnog kreeg Funnie zijn laatste sacramenten. We stonden allemaal rond het bed en hielden elkaars handen vast. Er werden tien Weesgegroetjes en tien Onzevaders beurtelings gebeden. Af en toe raakte de pastoor de tel kwijt, en iedereen lachte wat besmuikt.

De begrafenisondernemer werd gebeld en iemand haalde Chinees eten. De stemming was er een van opluchting en berusting. Om acht uur kwamen de mensen van de begrafenisonderneming. Ze condoleerden ons allemaal en we werden uitgenodigd het lichaam van vader mee te prepareren voor de opbaring, hier thuis. Ik ging terug naar mijn huis en Bear en mijn stiefkinderen waren heel lief voor mij. ‘Laat me maar even huilen’, zei ik en dat deden ze. Het werd nog een fantastische week, met een traan en met nog meer plezier.

Deel dit artikel

Lees volgende Moon
Bartje (2)
Lees volgende artikel
Dank je feestelijk