Moon

Graag wil ik jullie lezers, deelgenoot maken van de hoogte- en dieptepunten uit mijn leven. Ik ben Moon, 57 jaar en ik ben al 12 jaar getrouwd met Bear. Ik ben een Roermonds 'maedje', geboren en getogen, maar woon nu in een dorp in midden Limburg. Ik ben de 'boze stiefmoeder' van een jongen van 23 en een meisje van 19 jaar.
Mijn horeca avontuur (2)
Door
Moon
3 mei, 2014

Ik heb samen met Henk een bar-bistro. De zaak loopt goed, maar de relatie niet en de kosten rijzen de pan uit. Tot overmaat van ramp kreeg Henk een hond van een Belg, een hond met een verleden. Zonder enig overleg werd het beest onze huisgenoot. Hij was zo vals tegen mij, ik mocht nog niet eens het gangetje doorlopen, want hij lag grommend met blikkerende tanden voor me. Totdat ik hem op een dag bij kop en kont pakte en hem woest in een hoek smeet. “Ik kom hier op de tweede plaats”, schreeuwde ik tegen Barry. Dat hielp. Ik liet hem twee keer per dag uit, gaf hem eten, maar Henk kreeg alle liefde en aandacht. Ik haatte dat klotebeest. Nog een mond die gevoed moest worden.

Ik was een brok zenuwen in die tijd. Sowieso kon ik niets goed doen, ik was bang voor zatte klanten, en geregeld werd er gedreigd de stroom, de telefoon, en het gas en licht af te sluiten. De deurwaarder kwam geregeld een kopje koffie drinken en liet weer wat boetes achter.

De carnaval was een belangrijke tijd voor ons. Met vele vrijwilligers versierden we de tent en omdat we geen carnavalsmuziek draaiden, maar een bandje hadden, was het kei druk. Dat was de tijd dat we het moesten verdienen en ik werkte mij kapot. Maar Henk bedacht zich dat het wel leuk was als hij ook een beetje carnaval vierde. Dus kwam hij strontbezopen binnen slingeren en begon zelfs klanten lastig te vallen. Alle verantwoordelijkheid kwam op mij neer, en ik baalde zo van hem. Net nu haalde hij zo’n streken uit, net nu! Ik was dan ook woedend op hem, maar vele vaste klanten vonden dit wel lollig, dus ik had niets te zeggen en was ík de spelbreekster. Geregeld zat ik op een tafeltje te huilen van de spanning.

Op Aswoensdag hadden we een kist met geld. Een hele rij honderdjes, nog meer vijfentwintigjes, nog meer tientjes en vijfjes. Gelijk kwamen de schuldeisers en de kist was op het eind van de dag leeg. Daar hadden we zo hard voor gewerkt. Op de donderdag kwamen de vrijwilligers en het personeel alles poetsen en in de oude staat terugbrengen. Daarna hadden wij feest en dan liet ik mij ook heerlijk gaan en we hadden veel plezier.

Kerstmis, 1983. Henk kreeg het weer eens in zijn bol en op een gegeven moment stond hij zo zat als een toeter het verkeer te regelen op het Stationsplein. Iedereen lachte hem uit en ik schaamde me rot. Toen ben ik op hangende pootjes naar mijn ouders gegaan. Het was uit. Juist met de kerst kwamen die verdrietige gevoelens extra binnen. Ik was diep ongelukkig, en toen Henk voor de deur stond, met een bos bloemen, ging ik toch maar met hem uiteten. Hij betuigde spijt, en hij hield zoveel van mij, en hij zou zijn leven beteren en, en, en. Ik ging terug.

Het ging inderdaad wel iets beter. Af en toe kreeg ik een complimentje, maar nog geen knuffeltjes of liefdesbetuigingen. Ik kròòp voor een positief gebaartje of woordje, ik was minder dan de hond, want die werd wel aangehaald, ik was jaloers op de hond. Zo gingen de jaren verder.

Henk besloot om er nog een tweede café bij te gaan runnen. Ik was er tegen: onze toch al geringe klandizie zou gehalveerd worden, onze relatie zou kapot gaan en het was een sjabbecafe. Ik haatte het daar, maar ’s middags had ik daar de dienst. Ik was dolblij om ’s avonds weer naar de bar-bistro te gaan. Daar maakte ik het gezellig. Johan, die bij mij werkte in het weekend, kwam elke avond en die gaf me complimentjes en flirtte met mij. Dat voelde als een warme douche. Hij kraakte Henk af tot in de grond. “Wat moet je toch met die vent”, mopperde hij, maar ik zat er te diep in, ik zag geen uitweg. Als we samen lekker werkten, Johan en ik, was ik heel gelukkig en ontspannen.

Toch bleef ik trouw aan Henk. Die kwam bijna elke avond tegen sluitingstijd naar mij toe, opscheppen hoe geweldig leuk het in het andere café toch wel was. Ik geloofde er niets van. Tot de kermis in Linne. We zouden met een groepje gaan en ik zou meegaan. Johan was zo slim om die anderen af te zeggen, zodat we maar met z’n tweetjes waren. Ik ging voor de bijl. Ik zie ons nog staan zoenen in een bloemperkje. Negen jaar verwaarlozing, geestelijke mishandeling en liefdeloosheid lagen besloten in die kussen. Wat een passie, wat een gevoel, ik was verliefd!

Wordt vervolgd

Deel dit artikel

Lees volgende Moon
Mijn horeca avontuur (1)
Lees volgende artikel
Geheim recept