Jozef Bernardus Leonardus (Joep) Boonen(59) genoemd Broeder Ben woont al 54 jaar in Australië. Hij was vijf jaar toen zijn ouders met hun drie zoontjes daar gingen wonen. Hij heeft nooit Nederlands geleerd maar hij spreekt wel heel goed Limburgs dialect.
Mijn roots
Ik ben geboren in Melick op de Heinsbergerweg. Mijn grootvader had daar een fietsenzaak annex benzinepomp. Mijn grootouders Creemers hadden twee kinderen Huub en Mia. Mia is getrouwd met Frits Boonen, dat zijn mijn ouders. Mijn vader was huisschilder. Hij werkte op een gegeven moment in Den Haag. Op een dag kwam hij thuis van zijn werk met de mededeling: ‘Wij gaan naar Australië’! Ik was toen vijf jaar en mijn broertjes zes en drie en een half jaar. Mijn grootvader was het daar helemaal niet mee eens en hij onterfde mijn moeder. Hij is daar nooit op terug gekomen. Ze spraken wel met elkaar maar daar bleef het bij. Mijn oma werd niet gevraagd wat zij daar van vond. Haar stem telde niet. Oma stuurde spullen en kleding naar Australië. Zij stuurde truien voor ons, kinderen, van zo’n goede kwaliteit dat ze opvielen in Australië. Maar dat deed oma allemaal zonder dat opa het mocht weten.
Het begin
Wij kwamen in oktober in1954 aan in Australië en we werden ondergebracht in een kamp. Daar bleven we gedurende zes weken. We moesten een hele dag met de trein van af het schip voor we daar midden in de nacht aankwamen. Er werd Duits gesproken en alleen schapenvlees gegeten. Mijn vader kon het niet ruiken en niet eten. Daar is hij ook nooit aan gewend geraakt. Ik kan me nog van die tijd de wc herinneren, een klein donker houten huisje met spinnen. Ik was bang!
Ons nieuwe leven
Na die zes weken werden wij naar Sydney gestuurd waar mijn vader werk zou krijgen. Mijn vader was eigenwijs en ging precies de andere kant op, richting Melbourne. Wij kwamen terecht ongeveer 70 km van Melbourne in Geelong. In die tijd een stad van ongeveer 60.000 inwoners, nu telt de stad 300.000 inwoners. Mijn moeder bleef thuis en zorgde voor het huishouden en de drie jongens. Pap richtte een firma op met een Duitser, de heer Wicker. Ik had de eerste klas van de basisschool in Nederland gedaan en begon weer op de kleuterschool in Australië in verband met de taalachterstand. Ik was een onderzoekend kind en liet dingen vallen om te horen welk geluid dat gaf. Dat was niet stout maar ik wilde alles weten. Dat vonden ze op school niet goed en ze sloten me voor straf op in de bezemkast. Ik was bang en plaste in mijn broek!
Niet gemakkelijk
Onze familie ging weinig om met andere Nederlandse families. We waren ook niet bij Nederlandse clubs. Er was wel iemand die een Nederlandse leesmap uitleende met onder andere de Margriet en de Libelle. Deze werden bij ons graag gelezen. De compagnon van mijn vader kreeg heimwee en ging van de ene op de andere dag terug naar Duitsland. Mijn vader stond er toen alleen voor om het bedrijf te leiden. Hij gokte op paarden, heel zwaar! Hij dronk ook veel. Dat maakte ons leven niet gemakkelijk. Maar dat is maar één kant van het schilderij, het was ook een heel lieve man, een echte familieman. Als mijn moeder geld had, ging ze inkopen en dan verstopte ze allerlei waren voor als zij geen geld had. In Australië wordt het leven wat gemakkelijker gezien, ze tillen nergens heel zwaar aan.
Jong
Wij kinderen gingen naar de school van de Congregatie van de Christelijke Broeders. Dat was niet in de buurt. De broeders gaven beter onderwijs. Dat was eigenlijk duurder dan de staatsscholen. Maar de broeders namen alleen geld van mensen die het konden betalen. Mijn ouders wilden dat we bij de broeders op school gingen omdat het onderwijs beter was en omdat het katholiek onderwijs was. Ik was een heel verlegen kind. Mijn broer Peter ging bij de padvinders en toen wilde ik dat ook. Samen met mijn broer durfde ik wel. Dat was een goede greep, ik heb daar ongelofelijk veel aan gehad. In de pubertijd kon ik mam en pap eigenlijk niets vragen, ik had er de woorden niet voor. Ik was niet geïnteresseerd in meisjes en dat soort dingen. Mijn broer ging bij de broeders wonen om te ervaren of het kloosterleven iets voor hem was. Na een jaar zag hij het niet meer zitten. Ik ging in dat jaar bij mijn broer op bezoek en zag dat de broeders normale mensen waren. Ik was 18 jaar en geïnteresseerd in het kloosterleven en ik bleef wél!!
Ouders
Pap en mam waren niet heel katholiek. Ze waren als ouders perfect. Mijn vader had wel gewild dat wij huisschilders werden. Dat probeerde hij ons ook bij te brengen. Hij was perfectionist en wij moesten eerst leren schuren en schuren en schuren. Dus wij zagen dat niet zitten. Wij werden toch vrij gelaten in onze keuzes. Ik heb eigenlijk nooit over mijn keuze om broeder te worden gesproken. Ik ging gewoon bij de Congregatie van de Christelijke Broeders wonen.
Ik wilde altijd al leraar worden en goed doen in mijn leven. Een nuttig leven leiden. Ik studeerde twee jaar bij de broeders en daarna kon ik aangeven of ik misschien broeder wilde worden. Van thuis en ook van de broeders was er geen enkele dwang. Mijn vader dacht dat ik binnen twee weken thuis zou zijn. Hij kreeg dus geen gelijk. Ik studeerde met nog 25 jongens. Toen was het niet de gewoonte dat jongens en meisjes samen studeerden.
De Kerk
Ik ben niet vóór bepaalde regels die De Kerk oplegt. Ik vind De Kerk anti-feministisch. Waarom mogen vrouwen geen priester worden? Waarom mogen priesters niet trouwen? Dat is nog uit de tijd van Thomas van Aquino! Toen wisten ze niet beter dan dat dat de juiste regels waren. Nu weet men wél beter! In Rome zitten allemaal mannen en ze lopen allemaal in jurken en houden vast aan tradities. Daarbij is de traditie dat priesters wel trouwden veel ouder. In de tijd van Jesus trouwden priesters wel en dat duurde tot in de 12E eeuw. Dus die traditie is veel ouder. Ik ben geen vriend van Rome en van de Paus.
Ziek
Ik studeerde dus op de universiteit, later heb ik mezelf programmeren op de computer geleerd. Ik werd naar Tasmanië gestuurd en daar werd ik gevraagd om les te geven in programmeren. Ik heb talent en ik heb zes programma’s geschreven die gebruikt worden op diverse scholen. Ik werk heel probleemoplossend.
Een jaar of tien geleden kreeg ik een vreemde ziekte waarbij ik totaal geen energie meer had. Als ik één woord zei was ik al moe. Mijn haren vielen uit. Ik had veel pijn. Ik speelde gitaar met 12 snaren, daar is veel kracht voor nodig. Dat ging ruim drie jaar niet meer. Nu heb ik nog steeds weinig kracht in een arm en hand. In die tijd had ik twee banen waarbij ik op tijden kon werken als het mij uitkwam. Ik werkte bijvoorbeeld met intelligente straatkinderen die een probleem hadden met onder andere drugs. Wij hadden bij de broeders een speciaal programma voor deze jongeren.
Limburg
In 1988 kwam ik voor het eerst terug in Limburg. Ik ging naar een computerconferentie in Lausanne in Zwitserland. Dat was toen de aanleiding om hier familie te bezoeken. Ik ben toen twee weken hier geweest. Wij hebben altijd contact gehouden met de familie. Vooral mijn moeder schreef veel brieven. Zij had eigenlijk altijd een brief onderhanden en schreef gewoon op wat er gebeurde, dagen en weken achter elkaar. Zo ontstond een soort dagboek. Ik zou willen dat de brieven bewaard gebleven waren. Mijn ouders zijn inmiddels allebei overleden. Ik heb de as van mam verstrooid bij de oudste boom in Melick. Dat wilde ze graag.
In 2001 was ik weer hier. Toen was ik voor studie in Amerika geweest en toen hen ik drie maanden in Haelen bij familie gelogeerd. Ik heb een kleine auto gehuurd en iedereen bezocht en ook naar Parijs geweest en naar Lourdes.
Verbinding
Mijn familie is het bindende element met Limburg en ik ben erg geïnteresseerd in de familiegeschiedenis maar ook in de muziek. Ik luister graag naar Rowan Héze. Daar word ik blij van. Ook de teksten van Pierre Knoops spreken mij erg aan, zijn geweldig komisch. Zoals hij zegt: ‘Det is gunstig en det is néét gunstig’. Dat was thuis een kreet die geregeld terug kwam. Ik luister ook graag naar Benny Nijman. Heel mooie teksten. Daarnaast hou ik van religieuze muziek. Het is de wereldtaal van alle mensen.