Bertha Frencken (58) is opgegroeid op een boerderij, trouwde met een boer en werd dus zelf boerin. Tot ze bedacht dat zij kampeerders een plek wilde bieden op hun boerderij. Ze doet dit werk met heel veel plezier ook omdat ze volgens haarzelf daar veel voor terug krijgt.
Wilde je boerin worden/
Bertha: “ Mijn man Jos en ik hebben een akkerbouw bedrijf. Wij verbouwen bieten, aardappelen, granen, mais en bonen. Mijn man werd geboren op Wijershof in Maasniel en na de bevrijding heeft de gemeente Roermond deze grond opgekocht en gezorgd dat de familie grond in de Boukoul kon kopen. Daar ben ik 33 jaar geleden met mijn man gaan boeren. Ik heb altijd al boerin willen zijn. Mijn ouders waren ook boeren. Ik was het oudste kind en na mij kwam een zusje. Zij kreeg op vijfjarige leeftijd een auto ongeluk. Ik zorgde bij mijn werk op de boerderij, ook voor haar. Zij ging bijvoorbeeld naar een speciale school en ik bracht en haalde haar op . Op de fiets door weer en wind, vóór mijn eigen school begon. Dat waren heel wat kilometers fietsen. Ik was veertien jaar toen ik van school ging en heb altijd boerenwerk gedaan. Ik moest melken en verder alles wat er op een gemengd bedrijf te doen was. Toen ik trouwde veranderde er heel wat voor mij.”
Hoe was de verandering voor jou?
“Ik viel in een gat. Ik hoefde niet meer te melken. Ook kwamen er toen steeds meer machines op de boerderij die veel werk uit handen namen. Ik het begin was dat voor mij wel wennen. Ik ben in hart en ziel boerin. Ik wilde toch een doel hebben. Ik wilde me nuttig maken. Dat ben ik zo gewend. Thuis hadden we paarden om het land te bewerken maar ik heb er altijd ook op gereden. Toen hebben we pony’s aangeschaft. Op een gegeven moment gingen onze twee zonen op kamp en toen is bij mij het idee ontstaan om een natuur-kampeer terrein in te richten op onze boerderij. Dat is nu bijna 22 jaar geleden.”
Vond iedereen het een goed idee?
“Mijn man en ook de familie vond het eerst maar niks. Allemaal dat vreemd volk over de vloer...Dat waren ze niet gewend. We zijn begonnen met vergunning aan te vragen en we mochten vijf plaatsen inrichten voor tent of caravan. We hebben een schaftwagen gekocht met toiletten en wasgelegenheid. Het slachthuis in Roermond sloot in die tijd de deuren en toen heb ik daar de grote wasbak gekocht en een tafel. We hadden een stal waar eigenlijk nooit vee heeft gestaan en daar kunnen, ook nu nog, de mensen zich melden en inschrijven.”
Hoe ging het verder?
“We zijn lid van het WCL (Waardevol Cultureel Landschap) en we mochten vijftien kampeerplaatsen inrichten. WCL doet veel voor de natuur en ook voor het promoten van streekproducten. We hebben in principe plek genoeg! Het is een beetje minder boeren en een beetje meer kamperen geworden. We hebben de camping verbeterd door stroom op iedere plek aan te leggen, de sanitaire voorzieningen aan te passen. Sinds Swalmen bij Roermond hoort, hebben we vergunning voor 40 plaatsen.”
Heb je veel moeten leren?
“Ik heb nooit scholing gehad. Dat was vroeger niet. Veel en hard werken, dat was belangrijk. Ik heb bijvoorbeeld op de computer leren werken. Ik moest wel! Een camping is anders dan boerin zijn maar ik doe het met veel plezier, het is mijn lust en mijn leven. Inmiddels hoort het ook gewoon bij onze boerderij.”
Wie komen bij jullie kamperen?
“Toch wel heel speciale mensen. Leuke mensen uit Nederland maar ook uit Canada, Noorwegen, Duitsland eigenlijk alle landen. Ze zoeken vooral rust. Wij bieden ook geen entertainment. We liggen heel gunstig als men fietstochten wil maken maar ook diverse mooie steden liggen in de omgeving. Bij ons hoor je geen muziek. De mensen luisteren wel naar muziek maar dan met een oortje. Er komen geen groepen behalve milieubewuste groepen. Ook wel mensen met kinderen. Aan deze kinderen merk je wel dat ze gewend zijn om te wandelen, fietsen en in de natuur te spelen. Bij ons kunnen ze hutten bouwen, we hebben een zandbak...Kinderen hebben geen attributen nodig om zich te amuseren. Deze ouders gaan vaak in alle vroegte naar de Meinweg om vogels te kijken. Het is een speciaal publiek. Ze weten wat ze willen, hebben hun landkaarten bij zich en hun fietsen. Bij ons mogen de gasten kersen plukken in de kersentijd, peren hebben we staan en ze krijgen hun verse eitjes van mij, Daar hoef ik niets voor te hebben. Ze komen kijken als we aan het dorsen zijn of iets anders. We krijgen in de komende tijd zes veulentjes en dan brengen we ’s nachts veel tijd door in de stallen. Dat is erg vermoeiend voor Jos en mij. De bedoeling is dat de jongste zoon ooit op de boerderij komt wonen.”