Ieder zijn vak

Teamleider en raadsonderzoeker bij de Kinderbescherming
Door
Mar-Li Wingens
7 mei, 2007

Luk Geelissen (55) en Aglaja Gerrits (31) werken allebei bij de Kinderbescherming in Roermond bij verschillende ‘afdelingen’. Hun taak is vast omlijnd maar wel heel divers.

Welke zijn jullie taken?

Aglaja: “Ik ben raadsonderzoeker en heb direct contact met mijn cliënten. Ik ga op huisbezoek en bespreek de situatie. Ik verzamel ook informatie bij informanten en leg alles vast in een rapport. Dat rapport ontvangen mijn cliënten. Ik heb te maken met opvoedingszaken en echtscheidingszaken.”

Luk: “Ik ben teamleider en stuur het team en participeer in multidisciplinair overleg.

De administratie loopt door de hele behandeling van de zaak heen, vooral bij aanvang (invoer van de zaak na melding) en afsluiting (verzending rapportage, opmaak rekesten administratieve afhandeling...). Na melding dient binnen drie maanden de zaak afgehandeld te zijn. Uiteraard vergt de ene zaak meer tijd dan de andere. In ieder geval moet de cliënt voldoende ruimte krijgen om zijn verhaal kwijt te kunnen.”

Wat vind je belangrijk?

Luc: Dat je geen vooroordelen hebt. Ouders willen wel maar kunnen soms niet. Iedere ouder wil het beste voor zijn kind. Maar soms spelen andere zaken mee zoals dat ouders het niet geleerd hebben hoe ze moeten opvoeden. Ze hebben geen voorbeeld. Hun ouders waren geen goede opvoeders en ze hebben dus alleen maar het voorbeeld hoe het niet moet. Ze hebben ondersteuning nodig en soms is het beter als het kind ergens anders woont voor kortere of langere tijd.”

Wat maakt het werk mooi?

Luc: “Als je ziet dat het beter gaat met een kind maar ook met de ouders.”

Waarom heb je voor dit vak gekozen?

Luc: “Dat is gewoon een gevoel! Ik werk nu 26 jaar in dit vak en het is steeds anders omdat je steeds met andere mensen te maken hebt.”

Aglaja: “Dat is bij mij ook zo. Dit werk spreekt je aan of niet. Ik kan het gevoel niet uitleggen. Het heeft vooral te maken met iets goeds voor kinderen willen/kunnen betekenen in situaties waarin het kind in zijn ontwikkeling bedreigd wordt.”

Wat is jammer?

Luc: “Supporters melden zich niet. Alleen mensen die niet gekregen hebben wat ze wilden. Mijn grote frustratie is dat mensen in scheiding te weinig op het welzijn van de kinderen letten. Begrijpelijk maar niet goed te praten. De vaders trekken vaak aan het kortste eind. De rechter bepaalt dat er bezoekrecht is maar de moeder weigert het kind naar de vader te laten gaan. Daar is eigenlijk niets tegen te doen. Ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld de’ Dwaze Vaders’ op de barricaden gaan.”

Aglaja: “Dat er wachtlijsten zijn. Wij hebben meestal veertien weken nodig voor onderzoek, laat staan voordat een kind eventueel ergens op een goede plek geplaatst kan worden. Dit duurt meestal nog langer, dat gaat ten koste van de ontwikkeling van het kind.”

Is er iets dat beter zou kunnen?

Luk: “Er kan veel beter. Bijvoorbeeld de snelle oppak van zaken. Voor een cliënt is zijn zaak steeds de belangrijkste. Wij moeten soms onderscheid maken in belangrijkheid vanwege pieken bij de invoer. Op die pieken kan de organisatie niet steeds direct inspelen. We halen in Roermond wel de landelijke norm maar het kan uiteraard altijd beter.”

Deel dit artikel

Lees volgende Ieder zijn vak
Slijter