Moon heeft samen met Henk twee cafés, en de relatie staat op springen. Bovendien is ze verliefd geworden op Johan. Kerstmis 1987. Henk en ik hadden een weekendje Ardennen geboekt, de tweede vakantie in negen jaar. Ik kon niet mee, ik wou niet mee, ik kon hem niet meer zien of luchten. Ik gilde en schreeuwde: ‘Ik ga niet mee, ga maar alleen!’ Hij vertrok, woedend. Ik was zo opgelucht en voor de tweede keer kwam ik met de kerst weer bij mijn ouders aankakken. Ze konden het toch niet laten om te zeggen: “Zie je wel, we wisten wel dat Henk niet geschikt voor je was.” De volgende dag kwam Johan langs en we gingen wandelen in de bossen. Ik was toch nog bang en verdrietig. “Je gaat niet naar hem terug, denk eraan” zei Johan. Ik was helemaal in de war, ik kon hem niets beloven.
De volgende dag ging de deurbel en wie stond daar voor de deur: Henk. “Ga weg” zei ik “ga weg!”. Mijn moeder kwam kijken wie er was en zij nodigde hem uit binnen te komen. Hij begon te huilen en ik zag dit met walging aan. Mijn vader had medelijden met hem. Henk zei dat ik een andere vent had, en dat ik ontrouw was geweest. Ik vertelde wat Henk allemaal voor vervelende dingen had gedaan, maar mijn vader was voor Henk. Ik mocht Johan niet meer in het café laten. Ik protesteerde luid maar zij dwongen mij het te beloven. Mijn moeder zat peinzend naar mij te kijken, zij voelde dat het definitief uit was tussen Henk en mij.
Natuurlijk ontmoette Johan en ik elkaar stiekem, hij woonde immers een paar huizen verder. Onze liefde was sterker geworden en hij maakte mij zo gelukkig. Ik had afgesproken dat Johan wel op mijn verjaardag mocht komen. Het werd een leuk feestje in het café, tot Henk binnenkwam met vijftig rode rozen. Wat een slecht cadeau, zo ongepast. Ik bedankte hem koeltjes en zette ze in het water. “Wat doet die vent, hier?”, vroeg hij op Johan wijzend. “Mijn verjaardag vieren”, zei ik bits. “En hij blijft”. Henk ging bezitterig achter de bar staan, tappen. Ik zat op een kruk. “Je bent een hoer”, schold Henk mij uit, “Een vuile hoer. Ik hoor wel wat je allemaal met hem uitspookt, ze vertellen mij genoeg in mijn café”. Ik reageerde niet, Johan rechtte zijn rug, ik zag hem zijn spieren aanspannen.
“Kom, Johan, we gaan”, zei ik, “Ergens anders mijn verjaardag vieren”. We liepen de deur uit, hem verbaasd achterlatend. Zo ging het nog een tijdje door. Een keer kwam hij weer vervelen. Ik stond achter de bar en hij begon weer te schelden, “Hoer, sloerie”. Ik dacht, ik ga, en liep naar de kapstok om mijn jas te pakken. “Slet!”. In een opwelling draaide me woedend om en ik gaf hem zo’n harde klap in zijn gezicht dat hij zijn evenwicht verloor. Alle barkrukken vielen door het domino-effect met een luid geraas om. Spectaculair. Hij stond op en wou mij aanvallen. Gelukkig ging Frans, een late klant, ertussen staan.
Het einde naderde: het einde van onze beide cafés. Als laatste stuiptrekking organiseerde ik nog een spetterend zomerfeest in mijn cafeetje. Er werden palmbomen gemaakt, muurschilderingen en ik liet drie kubieke meter zand over de vloer storten. Het was geweldig, leuk, druk, en Johan en ik werkten heerlijk samen. Henk hield zich wat op de vlakte, gelukkig. Hij had ook een nieuwe vriendin, ‘De Draak”, noemde Johan haar.
De belasting besloot dat het afgelopen was. De zaken zouden openbaar verkocht worden. Het was een zwarte dag: al mijn spullen, ook privé, werd per opbod verkocht. Voor het pand werd aanvankelijk maar tienduizend geboden, ik moest er mee lachen. Uiteindelijk ging het voor tachtigduizend weg. Een verlies van bijna negentigduizend. Bedankt Henk. Ik moest ook een nieuw onderdak vinden, gelukkig zei Johan dat ik welkom bij hem was. Toen ik Henk een paar weken daarna nog eens tegenkwam vroeg ik hem oprecht verbaasd: ”Henk, ben jij gekrompen?” Ik realiseerde me dat hij van zijn voetstuk was gedonderd. Johan en ik bleven nog drie jaar bij elkaar.
Wordt vervolgd